Bereken de onderstaande sommen.

(Rond procenten af op 1 decimaal)

 

 

SOMMEN  

1

Een winkelier heeft een totale omzet van €298.000 per maand, de brutowinst is 41% van de omzet. Hij heeft 7 personeelsleden, zij kosten ieder €3.500 per maand. Bereken hoeveel procent van de omzet naar personeelskosten gaat.

   

 

 

 

2

In een land telt de beroepsbevolking zo'n 9 miljoen mensen. Daarvan zijn nu zo'n 620.000 mensen werkloos. Bereken het werkloosheidspercentage. 

 

 

 

 

3

Van de 620.000 werklozen van vraag 2 is een grote groep langdurig werkloos, zij komen al langer dan een jaar niet aan een baan en zullen niet meer aan werk komen. Het zijn er 150.000. Bereken hoeveel procent van de beroepsbevolking langdurig werkloos is. 

 
 

 

 
4

Van de 620.000 werklozen van vraag 2 is een klein deel vrouw. De groep bestaat uit slechts 80.000 werkloze vrouwen. Hoeveel procent van de beroepsbevolking is van het mannelijke geslacht. 

 
 

 

 
5 Je krijgt €75 kleedgeld per maand. Dit spaar je 6 maanden op, waarna je een winterjas een jas ter waarde van €250. Hoeveel procent van je gespaarde kleedgeld heb je dan uitgegeven aan die jas? 

 

 

 

 

6

Je zakgeld is €7 per week. Op school koop je regelmatig een broodje, dit doe je 2 keer per week. Een broodje kost €2,10. Hoeveel procent van je zakgeld geef je wekelijk uit aan broodjes op school?

 
 

 

 
7

De broodjeszaak op school verkoopt wekelijks 3.000 broodjes. De duurdere broodjes worden toch goed verkocht. Ze kosten €2,80, maar per week worden er 980 van verkocht. Hoeveel procent is dat van het totaal aantal broodjes. 

 
 

 

 
8

Een basisschool telt 823 kinderen, waarvan er 55 in groep 8 zitten. Hoeveel procent is dit van het totaal aantal leerlingen op school? 

 
 

 

 

9

Op de school van vraag 8 zitten 450 meiden. Hoeveel procent is dat van het totaal?

 
 

 

 
10

De rest van de leerlingen is dus een jongen. Hoeveel is dat van het totaal? 

 
 

 

Een deel van een geheel uitdrukken in een percentage 2 (antwoorden)