Bereken de onderstaande sommen.

(Rond procenten af op 1 decimaal)

 

 

SOMMEN  

1

Je zakgeld stijgt van €5 per week naar €25 per maand. Hoeveel procent krijg je nu meer dan voorheen?

   

 

 

 

2

Een vriend van je krijgt maandelijks €30 zakgeld, voorheen kreeg hij €25. Hoeveel procent krijgt hij nu meer dan voorheen? 

 

 

 

 

3

Een winkelier heeft een maandelijkse omzet van €45.000. Door een marketingcampagne stijgt de omzet met €9.500. Hoeveel procent is de omzet gestegen? 

 
 

 

 
4

De brutowinst is door de vele aanbiedingen gedaald. Voorheen had de winkelier 41% brutowinst van zijn omzet. Nu heeft hij slechts 38% brutowinst van zijn nieuwe omzet. Bereken hoeveel procent de brutowinst daadwerkelijk veranderd is. En geef aan of het een daling of stijging is. 

 
 

 

 
5 Een school groeit. De leerlingaantallen nemen toe van 1.500 leerlingen in het jaar 2000 tot 2.680 in het jaar 2015. Bereken het percentage groei in de loop van de tijd. 

 

 

 

 

6

Ziggo verloop in 2014 in Rotterdam een hele hoop klanten nadat ze het voetbalteam van 020 gingen sponseren. Ze hadden er 93.000 klanten, maar na alle opzeggingen waren dat er nog maar 23.000. Hoeveel procent is het aantal klanten gedaald? 

 
 

 

 
7

In Amsterdam is het aantal Ziggoklanten juist sterk gestegen. Daar had men voorheen 40.000 klanten, maar dat veranderde naar 107.000 klanten. Hoeveel procent is het aantal klanten in Amsterdam veranderd ten opzichte van voorheen?  

 
 

 

 
8

Een spijkerbroek is afgeprijsd van €119,95 naar €69,95. Hoeveel procent korting krijg je dan? 

 
 

 

 

9

Een winterjack is afgeprijsd van €89,95 naar €79,95. Hoeveel procent korting krijg je dan? 

 
 

 

 
10

Er is een actie met broeken. Koop je 3 broeken, dan betaal je slechts €100. De broeken die je koopt kosten normaal €79, €59 en €89 per stuk. Hoeveel procent korting krijg je dan eigenlijk?  

 
 

 

Een stijging/daling berekenen in procenten 3 (antwoorden)